Stil

26-03-2015 22:53

- 1. De Fendt -

 

De reiswekker van Wim ging zondagochtend om kwart voor tien voor de tweede keer. Zacht piepend probeerde hij ons in een hernieuwde poging wakker te maken. De eerste keer was het geproduceerde piepje niet in zijn opzet geslaagd, zo leek het. Drie licht benevelde mannen, roerloos in hun houten bed.

Wat de reiswekker van Wim niet wist, is dat wij alledrie al een klein poosje heimelijk wakker waren. Geen zin om op te staan lagen we wat na te doezelen van de drukke bezigheden van de zaterdagavond en de kleine uurtjes daarna.

Het eerste piepedeuntje hadden we alledrie succesvol kunnen negeren, maar het tweede deed een te sterk beroep op Wim zijn verantwoordelijkheidsgevoel. Met een kort en duidelijk ‘Hé….’ en even daarna ‘Opstaan….’ waren de eerste twee woorden van de dag een feit. Binnen een minuut stonden Wim, Jo en ik fris en fruitig naast ons eenmalige bed.

 

Het was niet zonder reden dat we alledrie al voor de reiswekker van Wim op niet geheel natuurlijke wijze wakker waren geworden. Zaterdagmiddag bij aankomst had ik hem al op het boerenerf zien staan: een wat oudere tractor van het merk Fendt. Op dat moment niet wetende dat dit groene werktuig zondagochtend vroeg z’n zware motor zou gaan starten voor de dagelijkse werkzaamheden op het boerenbedrijf. De oude Fendt, toch maar mooi de Rolls Royce in tractorland volgens menig boer, reed zondagochtend vroeg af en aan en produceerde daarbij de nodigde decibellen.

Niks mis mee, trouwens. We waren alleen van dat heen en weer trekkeren wel een beetje te vroeg wakker geworden. Dat was alles.

 

Om tien uur precies serveerde de boerin ons een overheerlijk ‘pluk de dag, tik een eitje’-ontbijt. Een verzoek van ons om het ontbijt pas om elf uur of zo te kunnen nuttigen was door de boerin een dag eerder resoluut van de hand gewezen met een luid en duidelijk ‘Nee, dat doe ik niet…’. Gastvrijheid kent namelijk zijn grenzen, zelfs in de mooie buitengebieden van het lommerrijke Lettele. 

De reiswekker die Wim bij vertrek nog snel in zijn tas had gestopt, was geen overbodige luxe gebleken.

 

 

- 2. Niet alleen de toegift -

 

De dag ervoor waren Jo en ik vanuit het Noorden aangekomen bij Remco thuis na een anderhalf uur durend ritje in Jo zijn nieuwe auto. Remco had ons uitgenodigd voor zijn feest. En dan niet zomaar een feest. Nee, integendeel: Remco ging verhuizen en wilde op gepaste wijze afscheid nemen van zijn huidige onderkomen waar hij al een jaar of tien woonde. Er restte Remco slechts één goed feest en het inpakken van wat dozen en zijn Hippiehoeve zou niets meer dan een mooie herinnering zijn.

   

Bij aankomst bleek dat Wim ons net voor was geweest. Hij stond rustig met Remco te praten toen wij inmiddels vrij loom aan kwamen rijden in Jo zijn nieuwe aanwinst. De autokachel had lekker hoog gestaan.

Jo en ik sloten ons aan bij het keuvelende duo, maar na een poosje vonden wij dat er toch wel wat sjouwwerk te verrichten was. De nieuwe Mazda 323 was namelijk door Jo volgeladen met bijna zijn gehele instrumentenverzameling: een bijna compleet drumstel, een compacte gitaarversterker, een elektrische en een akoestische gitaar, en iets dat leek op een rode tamboerijn. Zijn grote reistas en mijn saxofoonkoffer hadden er nog maar net bijgepast. Wim op zijn beurt had een gitaar en veel songmateriaal uit het Zuiden meegenomen. Tijdens het feest zouden we samen met wat andere muzikale vrienden van Remco een beetje gaan jammen in de schuur.

 

Het slaapgedeelte van de nacht gingen we niet doorbrengen bij Remco thuis. De optie om in een tent achter de schuur te gaan slapen was natuurlijk een aantrekkelijke, ware het niet dat de nachttemperatuur in deze periode van het jaar zo rond de nul graden schommelde. Gelukkig had Remco op fietsafstand van het feest een keurig bed & ontbijt voor ons geregeld.

De hartelijke ontmoeting met Remco was van korte duur, want voordat het feest zou gaan losbarsten gingen wij nog even ons bed voor de komende nacht inspecteren om daarna in de plaatselijke kroeg één of twee startbiertjes te drinken.

 

Nadat we ons buikje hadden gevuld met een paar biertjes, een patatje en een plaatselijke kroket was de middag al ruimschoots voorbij en toen we weer bij Remco zijn huis arriveerden, bleek het feest in volle gang. Het buitenvuur was flink opgestookt en veel mensen waren elkaar met een hapje en een drankje aan het begroeten.

Zo rond een uur of negen was een aantal feestgangers in de aanpalende schuur langzaam begonnen met het uitpakken van wat instrumenten. Na wat stemmen en een beetje inspelen stond er al snel een bandje te spelen. In steeds wisselende samenstelling werd er tot een uur of drie muziek gemaakt. Soms was de muziek fluisterstil en soms best wel stevig en luid. De spontaan ontstane nummers duurden zomaar een minuutje of tien en droegen dichterlijke namen als: ‘In the shed’ (fluisterstil), ‘Was soll das sein. Es is ein Schwein’ (stevig) en ‘Kappen, Kappen, Kappen!’ (luid en ongecontroleerd). 

Om een uur of drie waren de meeste gasten moegestreden in hun warme bedjes gekropen. Ook buurman Hans en de oude bluesman uit Coevorden die de aanwezige dames via een relatieplanet.nl-bijeenkomst hadden opgesnord, waren vertrokken. De enige personen die nog op de overblijfselen van het feest ronddrentelden waren Remco, Wim, Jo en ik. Een kort ‘Weltrusten’ van Remco deed ons beseffen, dat het feest nu toch wel ten einde was. Maar ja, zo’n eindfeest kan je toch niet zomaar laten doodbloeden! Wim, Jo en ik besloten dat dit knalfeest een passend einde moest krijgen. Vuurwerk hadden we niet bij ons dus voor een knallend feesteinde moest iets anders als toegift worden gezocht. Het zoeken duurde niet lang, want we besloten het feest af te ronden met een wedstrijdje snoeihard knallen op Jo’s drumstel. Tot half vier in de nacht was het kabaal oorverdovend.

Gelukkig had Remco geen dichtbij wonende buren die last van onze takkeherrie zouden kunnen hebben gehad. Buurman Hans daargelaten, maar die was al uitgeschakeld door één van Remco’s Duitse biertjes.

 

- 3. Het maaien van gras -   

 

Na het vorstelijke ontbijt van de boerin pakten we onze spulletjes, betaalden de overnachting en vertrokken we voor een laatste keer richting Hippiehoeve.

Na het afscheid van Remco en nog wat feestgasten ging Wim weer naar het Zuiden en reden Jo en ik terug naar het Noorden.

 

Tijdens het nakletsen in de auto met Jo moest ik opeens denken aan een aantal jaar dat ik in een Drents forenzendorp heb gewoond. En dan specifiek aan een ritueel in dat dorp waaraan ik vrij snel een grote hekel had gekregen. 

Ik woonde in een huis waarvan de redelijke achtertuin grensde aan een groot aantal andere redelijke achtertuinen. En in al die tuinen was veel ruimte om tijdens een eerste lentezon ’s ochtends al lekker buiten te gaan zitten. Dat kon je dan wel gaan doen, maar er was altijd wel een brave burgerbuur die vond dat zijn grasveldje net even iets te veel boven de onzichtbare netheidsgrens uit was komen te steken. Een half uur jengel- en zeurgeluid van de elektrische grasmaaier was dan altijd een zekerheidje. Ook dit was niet zo heel erg, ware het niet dat dit maaien van het gras erg aanstekelijk werkte. Zodra de eerste grasmaaier was uitgezet duurde het nooit lang voordat de volgende in een andere tuin werd aangezet. Dat ging dan zo ongeveer de hele dag door. Van lekker rustig zitten in je eigen tuin was dan allang geen sprake meer.

In de herfst groeit het gras niet meer zo snel en de grasmaaier ging gelukkig meestal vrij vroeg genieten van de welverdiende winterslaap. Maar dit geluk kwam niet vaak alleen. Bij het voor langere tijd opbergen van de grasmaaier viel regelmatig het oog op de in topvorm verkerende bladblazer…

 

 

- 4. En ander vertier -

 

Bijna thuis realiseerde ik mij dat het idyllische plattelandsleven slechts ten dele kan bestaan. In de dorpen en de gehuchten schijnt het er over het algemeen erg rustig aan toe te gaan. Schijnt…

Maar dat het er ook altijd heerlijk stil is, is een grove leugen.

Iedere boerderij heeft een tractor, iedere boerderij heeft zo af en toe wat malloten die ’s nachts op een drumstel zitten te rammen, tijdens een boswandeling hoor je altijd wel een kettingzaag of crossmotor, de vele vogels laten zich altijd uit volle borst horen, is er in het ene dorp niet een boerenfeest, dan is er wel eentje in het naburige dorp, karbiet schieten is een jaarlijks terugkerend fenomeen, het Dicky Woodstock-festival is ieder jaar tot ver voorbij Steenwijk te horen en ga zo maar door…

 

Ok, ik woon in Groningen vrij dichtbij de ringweg. Die maakt ook geluid. Maar dat is dan wel een monotoon geluid dat met een beetje fantasie erg sterk lijkt op het stille ruisen van de zee.